Antibioticavervanging bij dieren

14-11-2016 – Op een bijeenkomst van de NVF-SDK (http://www.dier-en-kruid.nl ) in 2014 stelde een ondernemer uit de diervoedersector vast: ‘Preventief gebruik van antibiotica in het veevoer is afgeschaft. Dat konden we met succes vervangen door natuurproducten. Maar voor wat betreft het vervangen van curatieve medicatie zijn we nog geen steek opgeschoten.’ De goede man had gelijk, maar hoe kan dat dan? Kunnen kruiden geen dierziektes genezen? Zelf heb ik de afgelopen veertig jaar regelmatig hulp van reguliere dierenartsen ingeroepen bij een zieke hond, kat, geit of kip. Steeds had ik dan deze ervaring: diersoort, arts en diagnose verschilden, maar vrijwel altijd bestond de therapie uit een breedspectrum antibioticum, gecombineerd met een antiflogisticum om de symptomen te verzachten. Curatieve medicatie voor dieren lijkt me daarom in veel gevallen op deze twee pijlers te rusten.

Heeft de fytotherapie dan geen antibiotica en antiflogistica in huis? Toch wel, op mijn harddisk staan genoeg artikelen en proefschriften die hierover informatie geven. Ook dit tijdschrift gaf de afgelopen jaren allerlei voorbeelden van onderzoek hiernaar. De antibiotische effecten van bijvoorbeeld knoflook en ui zijn alom bekend. De ontstekingsremmende werking van Curcuma spp. wordt voor heel veel toepassingen onderzocht. Toch heeft nog geen enkel bedrijf een fytotherapeutisch antibioticum of krachtig werkzaam antiflogisticum voor dieren op de markt gebracht. De oorzaak van deze paradox ligt niet zozeer in de wetenschap rond fytotherapie, maar in de wetgeving.

Door het totale EU-verbod op antimicrobiële groeibevorderaars (AMGBs) in veevoer per 1 januari 2006 werd de sector gedwongen om naar andere oplossingen te zoeken. Kruidenproducten zoals oregano-olie of prebiotica uit de cichoreiwortel en andere darmgezondheidbevorderende producten en technieken blijken prima in staat de AMGB’s te vervangen. Zeker als ze met een goed management worden gecombineerd. Kruiden kunnen echter veel meer dan dat. Er zijn maar weinig geneesmiddelen die niet een kruidige voorloper hadden, of die niet zijn ontwikkeld met een planteninhoudsstof als voorbeeld. Het probleem zit hem in de grote ontwikkelkosten die zich in de patentloze kruidenwereld niet terugverdienen en in de strakke registratie-eisen.

Door de eis dat een dierenarts enkel met geregistreerde diergeneesmiddelen mag werken, vervalt elke flexibiliteit voor een dierenarts die kruidenpreparaten wil gaan inzetten in plaats van de bovengenoemde combinatie. Ook blijven hierdoor vele extra mogelijkheden die kruidenpreparaten bieden onbenut, bijvoorbeeld in situaties waarvoor geen goede standaardtherapie bestaat. Denk aan leverondersteuning door mariadistel, spijsverteringsbevordering door duizendblad, verzachting van ademhalingsklachten door heemst enzovoorts. Veel kruiden, die traditioneel als antibioticum gebruikt worden, werken niet zozeer – of niet alleen – microbiocidaal. Er zijn twee minstens zo belangrijke additieve eigenschappen:

  • Verschillende planten remmen de schadelijke en stimuleren de gezonde bacteriën (ze hebben dus een prebiotisch effect). Knoflook is het bekendste voorbeeld: melkzuurbacteriën worden er amper door beïnvloed, maar schadelijke stammen van Staphylococcus, Salmonella, Listeria en dergelijke worden er flink door geremd.
  • Bepaalde kruiden stimuleren de activiteit van witte bloedcellen (ze hebben een immuunmodulerend effect). Denk aan Echinacea spp; een ander voorbeeld is het in een proefschrift (Natalja Jerjomiceva, veterinaire faculteit Hannover) gedocumenteerde Guarea kunthiana, dat ervoor zorgt dat de witte bloedcellen veel effectiever werken.

Hoe kunnen dit soort effecten toch gehonoreerd worden door een geneesmiddelregistratie? De ‘gewone’ registratie is qua eisen en kosten eigenlijk alleen voor een patentgeneesmiddel op te brengen. Maar in de wereld van humane geneesmiddelen kennen we daarnaast de registratiemogelijkheid van traditionele kruidengeneesmiddelen. Dit zijn als het ware ‘generieke’ producten op basis van een EMA-monografie, die een plausibele werkzaamheid schetst en kwaliteitseisen stelt. Voor diergeneesmiddelen bestaat deze mogelijkheid niet, ondanks inspanningen en pleidooien van bijvoorbeeld de veterinaire universiteit Wenen (professor Franz) en het RIKILT Wageningen UR (dr. Groot). Laten we hopen dat de EU in 2017 het nut ervan in gaat zien om traditionele kruidengeneesmiddelen ook voor dieren mogelijk te maken. En hopelijk komen er dan ook financiële stimulansen voor met name systeembiologisch onderzoek naar de brede en niet patenteerbare toepassingsmogelijkheden van kruiden voor dieren.

Gepubliceerd in: Ned Tijds Fytoth jg 29, nr 4, pag. 17. Zie http://www.fyto.nl